RAS staat voor Retrapping Adults for Survival. Het is een ringproject dat door het Vogeltrekstation samen met de BFVW is opgezet om vangst-terugvangstgegevens te verzamelen. Hierdoor is het mogelijk om veranderingen in overlevingskansen te volgen. Het ringwerk vindt plaats gedurende het broedseizoen. Wij gaan er van uit dat de kievit een hoge graad van plaatstrouw bij broedende adulte (volwassen) vogels kent. Dit maakt de kans relatief groot om overlevende vogels, die in voorgaande jaren zijn geringd, daadwerkelijk terug te vangen.
Van alle uitheemse waadvogels is de kievit ongetwijfeld de bekendste, ofschoon hij geen typische vertegenwoordiger is van deze fascinerende groep, noch wat verschijning en wat gewoonten betreft. De vleugels zijn niet smal en puntig zoals bij de andere plevieren, maar breed en afgerond. Vaak is de vleugelslag grillig, de vleugelslag doet zwoegend aan. Kieviten komen niet alleen voor in moerassige streken en langs de kust, maar ook in de drogere oorden en cultuurgebieden, zoals het platteland. De lange spitse kuif is uniek in onze vogelwereld. Maar in andere opzichten is de kievit onmiskenbaar een lid van de plevierfamilie, het nestelen, de eieren en de jongen. De wilde muzikale roep, als zang en als waarschuwing, een opvallend vliegpatroon tijdens de vlucht en het vormen van de groepen die rond gaan zwerven na het broedseizoen. Alles duidt op een nauwe verbondenheid. Als de broedtijd voorbij is voelt ook de kievit zich thuis op ondergelopen weilanden en dergelijke. Als er voedsel voor hem aanwezig is, waadt hij er rond op dezelfde manier als een tureluur.
Niet alleen de baltsvlucht, die gepaard gaat met kopje duikelen, wendingen en zwenkingen, doet acrobatisch aan, maar ook tijdens de trek- en zwerftochten in het najaar en winter zijn de vogels uitermate behendig. Nu eens vliegen ze in een brede formatie, dan weer als een schijnbaar ordeloze troep. Af en toe voeren ze vliegmanoeuvres uit, waarbij nu eens het zwart te zien is en dan weer het felle opblinkende wit.
Onze broedvogels trekken gewoonlijk naar het zuiden en hun plaatsen worden ingenomen door kieviten uit noordelijker streken. Soms blijven ze hier overwinteren, maar bij strenge vorst trekken ze verder zuidwaarts. Het voedselzoeken wordt namelijk zeer moeilijk als de grond bevroren is en dit verklaart de plotselinge, vaak grootscheepse trekbeweging bij invallende vorst. De boeren zien de kievit graag komen. Niet alleen omdat ze de velden verlevendigen met hun geroep en gebuitel, maar vooral omdat ze veel schadelijk ongedierte verdelgen zoals insecten en hun larven, slakken en wormen.
Het is elk jaar weer spannend, zouden er genoeg “ljippen” komen die zich laten vangen. En hopelijk zitten er dan ook exemplaren bij die al voorzien zijn van een ringetje.
Binnen het kwartier hebben we al twee gevangen; ze trokken zich niets aan van het kooitje wat boven het nest was geplaatst. Dat hebben we nog nooit beleefd. Deze middag waren we dik tevreden. We vingen 12 “ljippen”, maar er was niet één eerder geringde bij.
Van de jongen zijn er helaas niet veel groot geworden. We hebben maar enkele dagen de vogels kunnen volgen, aan hun gedrag en konden we wel zien dat ze spoedig kinderloos waren. Of dit nu door predatie kwam of vooral door het zeer droge voorjaar zal wel een vraag blijven. Veertien dagen later kwamen er steeds meer nieuwe nesten. Dan mag je wel veronderstellen dat deze “ljippen” allemaal hun jongen zijn kwijtgeraakt.
Op een avond toen we goed verscholen in de wal zaten, komt er op een meter of dertig een vrouwtje van de koekoek op een paaltje zitten. Meestal hoor je deze vogel wel maar zie je haar toch zelden van zo dichtbij. Dit zijn van die prachtige momenten waar je echt van kunt genieten.
Op 27 april vingen we eindelijk een ljip die een ring om had. Aan het nummer te zien was dit niet een door ons geringde vogel. Deze was geringd in Buren (FRL) op 3 mei 2006 als kuiken en had nu haar broedplaats een kleine 30 km verderop gekozen. Dit zou ook kunnen verklaren waarom we nog nooit een door ons geringde kuiken terug hebben gevangen.
Wij hebben altijd al het vermoeden gehad dat sommige mannetjes meerdere vrouwtjes hebben. Op een avond hadden we de kooien boven drie nesten geplaatst die niet al te ver uit elkaar lagen. Komt er een man terug en gaat bij alle drie de nesten langs om te kijken wat er nu boven zijn kop hangt. Na nog een paar keer zijn rondje te hebben gelopen kiest hij uiteindelijk maar het middelste nest. Dit hadden we nog nooit eerder meegemaakt, normaal hebben ze alleen maar belangstelling voor hun eigen legsel.
Terugkijkend op het seizoen kunnen we toch redelijk tevreden zijn: we ringden totaal 32 adulte vogels en 9 kuikens. Hiervan hadden vijf een ring om. Twee hadden we in april voorzien van een ring en vingen deze op nagenoeg dezelfde plaats terug nadat ze de kuikens waren kwijt geraakt. De leukste terugvangst was wel de Ljip met ringnummer 1407867 op 29 april. Deze vogel hadden we op 15 mei 2000 voor het eerst gevangen.